Jeugdroman: IJsbarbaar

Rob Ruggenberg
historische jeugdroman / ISBN: 9789045112862
Uitgeverij Querido / 320 blz. / € 14,95 www.ijsbarbaar.nl

Ruggenberg hoorde het verhaal dat in 1625 een Groenlander een demonstratie op de Haagse Hofvijver had gegeven. Hij dacht: Misschien is dit een mooi gegeven voor een nieuwe jeugdroman en ging op onderzoek uit.
Na in 1993 al op Jan Mayen te zijn beland, bezocht Ruggenberg in 2009 en 2011 Groenland. Hij woonde er een poosje bij Inuit en schreef er zelfs de eerste en laatste hoofdstukken. Zijn onderzoek heeft niet alleen een boeiende en leerzame jeugdroman over hoe vroeger Inuit leefde opgeleverd, waarin de romanpersoon, de jonge Inuk Nunôks, een mengeling van verschillende in de 17de eeuw door walvisvaarders en/of handelaren naar Nederland ‘meegenomen’ Groenlanders is. Ook vond hij verschillende historische informatie terug. Bijvoorbeeld over de Groenlander die in 1625 op de Hofvijver voor prins Maurits en de Winterkoningin in een kajak met pijl en boog op meeuwen jaagde. Zo vond Ruggenberg op een winteravond bij de openhaard, waarschijnlijk denkend aan zijn volgende boek, lezend in Noord en Oost Tartarye (Nicolaes Witsen, 1692, pag. 928), dat over Rusland en Siberië gaat een stukje over Groenland: Willem Ys, in zijn leven Burgermeester op het Oost-Vlieland, heeft my bericht, dwers achter Ysland, daer het oude Groenland was, aen land te zijn geweest, (...) dat voor vijftig Jaer, als hy daer was, twee Groenlanders wierden gevat, dat de eene kortelijk stierf, en dat de andere eenigszins Nederlandsch tot Amsterdam leerde; en na twee Jaer weder derwaerts wierd gebragt...’
Ruggenberg heeft voor de titel een goed argument. In tegenstelling tot de film Nova Zembla geeft IJsbarbaar een heel wat beter beeld van onze geschiedenis.  Een aanrader voor Sinterklaas.
Zie ook zijn zeer informatieve website.

Ook vindt hij tekst van Nicolaes van Wassenaer (1629) terug: Adriaen Leversteyn, met de Kamer van Hoorn in Compagnie meenende een nieu landt ontdeckt te hebben; daar hij 2 Wilden af mede tot Schiedam bracht; waren seer rouwe Menschen, d’eene was de verleden Somer in ‘s Graven-Haghe, en dede daer in de Vijver van het Hof seer brollige potsen, hij vingh daer Visch en eenighe Meeuwen schoot hij, die werden al rau van hem ghegheten. In somma het was een gantsch Barbarisch Mensch, d’ander was wat melancholijker van complexie, gantsch droevigh en stierf tot Schiedam.